Austin-Sparks.net

Het goddelijk voornemen in de strijd

door T. Austin-Sparks

Uit: “The Battle for Life”, hoofdstuk VII.


Lezen: Richteren 1:1-26; Colossenzen 2:15; Efeze 6:12; Exodus 23:29-30.

Het eerste dat we zullen moeten verstaan is het feit, zoals dat naar voren komt in het gedeelte uit Colossenzen, dat wat de Here Jezus betreft de strijd volbracht is. Wat Hem betreft is de overwinning behaald, volledig en volko¬men. Hij heeft de overheden en machten ontwapend en hen tentoongesteld en over hen gezegevierd in Zijn kruis. Dit brengt ons bij de grondslag waarop Israël stond toen de Here zei: “Ik zal hen voor u uit verdrijven.” Dat betekent dat de Here al de positie inneemt van de bezitter. Wat Hem betreft is de over¬winning zeker. Maar er is ook een andere kant, namelijk dat deze over¬winning in toenemende mate gerealiseerd moet worden door Gods volk. Wij hebben de overwinning volkomen in Hem, maar we moeten daar zelf stap voor stap in binnengaan. Waar wij nu bij stil willen staan is dit progressieve aspect van deze strijd, en de grote nood die hiermee te maken heeft.


De progressieve aard van het conflict

1) Het feit

Het progressieve karakter is duidelijk; het is een feit. Dat is volkomen duidelijk, zowel in het oudtestamentische type als in het Nieuwe Testament. De woorden in Exodus 23 zijn waar, ook voor dat wat in het Nieuwe Testament staat: “Ik zal hen niet in een jaar voor u uit verdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het wild gedierte u niet te veel worde. Langzamerhand zal Ik hen voor u uit verdrijven” (vs. 29-30). In verband daarmee willen we Efeze 6 opslaan om ditzelfde progressieve element van de strijd aan te tonen. “… wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten …” (vs. 12). Ondanks het feit dat de Here Jezus Zelf hen ont¬wapend heeft en hen heeft overwonnen, hen openlijk als verslagen heeft ten¬toongesteld, zijn wij nog steeds met hen in strijd gewikkeld. Nergens lezen we in de bijbel dat wij er rustig bij kunnen gaan zitten omdat de strijd voorbij is; we staan er middenin. Uiteraard hoeft dat nauwelijks gezegd te worden tegen hen die geestelijke ervaring hebben. Hier zien we dus het feit, dat deze strijd om geestelijk leven, geestelijke heerschappij over de machten en krachten die geestelijke dood uitoefenen, progressief is. We hoeven daar nu niet langer bij stil te staan.

2) De Goddelijke reden

Nu de Here zelf de absolute overwinning behaald heeft en er wat Hem betreft niets meer te doen is – al de vijanden zijn verslagen door Zijn kruis – waarom kon Hij die overwinning niet aan ons schenken in zijn volkomenheid? Dan zouden wij hier gelukkig op aarde kunnen leven, zonder enige geestelijke strijd. Misschien vindt u dat een dwaze vraag. Maar we willen die vraag bij de Here brengen en Hem vragen om ons uit te leggen waarom dat zo in Zijn wil vastgelegd is, waarom Hij het zo bepaald heeft dat de strijd door moet gaan en de overwinning progressief moet zijn in plaats van absoluut, eens en voor al. Waarom moet de strijd doorgaan tot het einde? Dit gedeelte in Exodus laat het ons duidelijk zien: “Ik zal hen niet in een jaar voor u uit verdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het wild gedierte u niet te veel worde. Langza¬merhand zal Ik hen voor u uit verdrijven, totdat gij zo vruchtbaar wordt …” De goddelijke reden is dus dat er ontwikkeling moet zijn om de grond die de vijand nog steeds inneemt, in bezit te kunnen nemen. Dat de overwinning volledig de onze is laat op zich wachten omdat we niet in staat zijn die grond in bezit te nemen, vanwege tekort aan capaciteit, vanwege geestelijke beperking, geeste¬lijke onvolwassenheid.
Laten we nu van de letter van het Oude Testament naar de geestelijke werkelijkheid van het Nieuwe Testament gaan. Als we denken in termen van geestelijk grondgebied, zien we dat grondgebied bezet door geestelijke mach¬ten. Materiële machten kunnen hen niet verdrijven, kunnen dat gebied niet be¬zetten. Alleen geestelijke machten kunnen geestelijk grondgebied bezetten. Als zulke machten aangetroffen worden en het enige dat hen kan verdrijven geeste¬lijk is, dan kunnen ze alleen weerstaan worden door iemand die op zijn minst gelijk staat in capaciteit, om die plaats die zij nog innemen te bezetten. Daarom is dit een kwestie van geestelijke capaciteit, geestelijk formaat. Wat de Heer hier in feite zegt is dat Hij geestelijke heerschappij afhankelijk maakt van gees¬telijke groei. Het gebeurt zo vaak in de strijd dat wij naar de Here gaan en bid¬den en pleiten om de overwinning, om heerschappij, om de overhand over de machten van het kwaad en de dood. We denken dan dat de Here op de een of andere wijze tussenbeide komt en Zijn macht op geweldige wijze openbaart en ons daardoor in één keer in de plaats van geestelijke heerschappij brengt. Die mentaliteit zal in ons gecorrigeerd moeten worden. Wat de Here namelijk doet is ons geestelijk ruimer maken, zodat wij in bezit kunnen nemen. Hij brengt ons door moeilijkheden en bepaalde ervaringen heen en zodoende worden wij geestelijk verruimd. Zo is er een toename van geestelijk leven, van geestelijke capaciteit, en als wij geestelijk groeien komen we spontaan in bezit van meer grond. Dat is heel duidelijk uit dat vers in Exodus.
Het beeld hier is interessant. We zien hier mensen die tot de overwinning geroepen zijn, geroepen om in bezit te nemen, steeds meer en meer en de Here ontruimt het land voor hen, de Here gaat voor hen uit: “Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht …” Stel u nu voor dat de Here voor Zijn volk uitgaat en alle vijanden verjaagt en dat Hij het gebied onbezet laat, terwijl Zijn volk zo klein is dat ze maar in een deel ervan kunnen wonen. Wat gaat er dan gebeu¬ren? Noch God, noch de duivel gelooft in vacuüms. Als je in een toestand van passiviteit bent en niet duidelijk de grond in bezit neemt, kom je al spoedig in moeilijkheden. De duivel gelooft niet in vacuüms bij Gods kinderen; hij vult ze dan ook. Het principe hiervan kunnen we zien in het verhaal dat de Here zelf vertelt over de man die een boze geest had. De boze geest werd uitgeworpen, het huis bleef zonder bewoner, en de boze geest zwierf rond in dorre plaatsen om rust te zoeken. Toen hij die niet vond, keerde hij na verloop van tijd naar de man terug, uit wie hij uitgeworpen was. Hij ontdekte dat het huis geveegd en op orde was, maar niet bewaakt en prompt trok hij er weer in. Maar deze keer nam hij nog zeven andere boze geesten mee. Uit deze illustratie van de Here blijkt heel duidelijk dat de vijand niet in vacuüms gelooft.
Ook de Here gelooft niet in vacuüms. Hij gelooft in volheid. Hij gelooft in een volledige bezetting, een volledige vulling. Dit vraagt dus om geestelijke vergroting, verruiming, voordat de Here meer grondgebied kan geven. Ik ben bang dat het christendom de zaken omgedraaid heeft. Eerst neemt men meer grondgebied in bezit en hoopt dan daar in te groeien. Dus bouwt men grote gebouwen, waarna er heel wat arbeid en moeite verricht wordt om die gebou¬wen vol te krijgen. De Here doet het niet op die wijze. Eerst creëert hij meer ruimte in ons leven en dan geeft Hij overeenkomstig daarmee. Laten wij dit echter niet op een te laag plan zien, maar het toepassen op het gebied van gees¬te¬lijke strijd en geestelijk conflict. De wet die de Here hier in dit gedeelte uit¬eenzet is dat geestelijke heerschappij over de machten der duisternis corres¬pondeert met geestelijke groei. Geestelijke groei is essentieel voor geestelijke heerschappij, voor meer grondgebied. De uitdaging die de Here ons voorlegt is deze: kun jij dit vullen? Kun jij dit in bezit nemen? Ben je daartoe in staat, als Ik het je geef? De ramp zou des te groter zijn, als de Here veel grondgebied gaf en wij het niet zouden kunnen bezetten en opvullen. Hoe groot is het belang van geestelijke groei, geestelijke volwassenheid, geestelijke toename.
De hele vraag van toenemende overwinning steunt op toenemende geeste¬lij¬ke ontwikkeling. Het hangt er niet van af of wij van de Here de gave van heer¬schappij ontvangen hebben. Heerschappij wordt in feite in ons ontwikkeld door geestelijke groei en verruiming. Het is een kwestie van capaciteit. Van¬daar dat zij die de overwinning het beste kennen, niet altijd degenen zijn die er het meest over spreken, maar degenen die door ervaringen en processen zijn heengegaan, waardoor ze op machtige wijze verruimd zijn in Christus, geeste¬lijk gesproken. Anders gezegd moet het een troost zijn dat we weten dat alles wat de Heer met ons doet bedoeld is om ons daar te brengen waar we geestelij¬ke kracht en heerschappij ontvangen. Hij doet dat door ons pijnlijk uit te rekken, diepere geulen te graven, diepere voren, door ons open te breken. Door lijden heen maakt de Heer ruimte voor Zijn energie. Op deze wijze wordt de macht van de vijand zwakker, omdat de macht van de heiligen groter wordt, doordat zij toenemen in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Alleen op die basis wordt de macht van de heiligen groter. Wij moeten worden opgebouwd tot macht, tot heerschappij, tot verovering. Het is uiteraard duidelijk dat, als er geen deugdelijke geestelijke achtergrond is in het leven van hen die de vijand aanvallen, ze worden stukgemaakt. Ze zijn niet bij machte tegen hem stand te houden. Er is een geestelijke bekwaamheid vereist, een geestelijke rijkdom, een geestelijke achtergrond, een geestelijke volheid om stand te kunnen houden tegen de vijand en hem te dwingen zijn positie prijs te geven. Het is belangrijk dat we dat inzien.
Wij moeten ruimer worden van binnen om meer land in bezit te kunnen nemen. Anders geeft de Here het niet aan ons. De wijze waarop Hij met ons handelt wordt bepaald door oneindige wijsheid. “Ik zal hen niet in een jaar voor u uit verdrijven … langzamerhand zal Ik hen voor u uit verdrijven, totdat gij zo vruchtbaar wordt …” De mate van geestelijke heerschappij is de mate van geestelijke groei.

3) Een afschrikmiddel

We willen nu snel naar het volgende punt kijken. Dat progressieve karakter kan een afschrikmiddel worden, als we het op de verkeerde manier bekijken. Het schijnt duidelijk dat vele Israëlieten afgeschrikt en ontmoedigd werden om de strijd voort te zetten en de vijand volledig te verdrijven, omdat het een progressieve ofte wel een langzame zaak was. Op de een of andere manier zit onze menselijke natuur zo in elkaar dat we de dingen graag onmiddellijk ge¬daan willen hebben. Het langzame proces van geestelijke groei is voor het vlees dikwijls zeer ontmoedigend. Daarom hebben ze die volkeren niet volkomen verdreven, omdat er volharding voor nodig was. Het was nodig om gewoon door te gaan. Het vereiste een gestage toewijding. Er was een continue achter¬volging voor nodig. Er bleef altijd nog iets over om te doen.
Zo is het ook met ons. We zijn zo vaak ontmoedigd en worden tegen¬gehouden om door te gaan, omdat we zo weinig vordering schijnen te maken, omdat er altijd meer voor ons schijnt te liggen dan achter ons, omdat we uiteindelijk zo weinig gewonnen schijnen te hebben en omdat we zoveel zien dat nog overwonnen moet worden. Vergeet niet dat dit een onderdeel is van het goddelijk, soeverein bestel. Zolang wij hier op aarde zijn zal de Here ons nooit een gelegenheid geven waarbij we kunnen zeggen: “Nu kunnen we rustig aan doen.” Maar toch hopen we daar bijna iedere dag op. Onze gedachte is dat het niet zolang zal duren voordat we zover komen dat we de overwinning hebben. Dan zal de strijd voorbij zijn, in ieder geval in hoofdzaak, en wij kunnen eindelijk tot rust komen. Om u de waarheid te zeggen, tot aan de laatste slag in deze strijd zult u het gevoel hebben dat er nog praktisch niets gedaan is verge¬leken met wat nog gedaan moet worden. U hebt het gevoel dat de machten voor u nog steeds bijna overweldigend zijn. Ongeacht hoeveel vorderingen u geeste¬lijk maakt, u zult dikwijls op een punt komen waar u het gevoel hebt dat u bijna overweldigd wordt, dat de kracht van de vijand nog niet gebroken is. De weg naar de heerlijkheid is de weg van een toenemende strijd. Het moeilijkste deel van die strijd zal vlak voor we de heerlijkheid binnengaan plaatsvinden. De Here zal ons nooit reden geven om het wat kalmer aan te doen.
Dat is een andere fase van het falen van Israël. Aan de ene kant waren velen ontmoedigd vanwege het progressieve, langdurige karakter van de strijd, maar tevens is het duidelijk dat vele anderen in een toestand van onheilige tevredenheid terechtkwamen. Ze zeiden: “Wij hebben gevochten en we zijn al tot zover gekomen, dat is wel genoeg.” Ontevredenheid kan zowel heilig als onheilig zijn. Er bestaat zoiets als heilige ontevredenheid. Zolang er geestelijke machten overgebleven zijn die nog verdreven moeten worden, zolang er in het gebied van de geestelijke machten nog tegenstand is tegen de Here, hebben u en ik geen recht tevreden te zijn. We moeten ons er niet bij neerleggen en zeggen: “O, dat is het ideaal, maar het is onmogelijk! Het is alles goed en wel om te zien hoe het eigenlijk zou moeten, maar het heeft geen zin een volmaakt, maar onuitvoerbaar advies te geven en iets te verwachten en na te streven wat niet mogelijk is onder Gods volk of in onze geestelijke ervaring!” Als we zo beginnen te redeneren, loopt het slecht met ons af. Gedurende de 400 jaar van de richters leidde zo’n houding tot veel ellende, voortdurende nederlaag en zwakheid, een verschrikkelijke toestand van op- en neergaande ervaringen al die tijd. Lees het verhaal in het boek Richteren maar en streep de periodes aan waarin Israël zuchtte onder slavernij en nederlaag. Waarom? De verklaring vinden we in Richteren 1. Lees dat hoofdstuk nog eens door en merk op hoe vaak er gezegd wordt van bepaalde stammen dat ze hun vijanden niet verdreven hebben. Het gevolg was dat ze die lange tijd van nederlaag, falen en ellende hadden. Wat was er gebeurd? Ze waren onheilig tevreden geworden. Ze hadden gezegd: “Uiteraard is het ideaal om het hele land in bezit te nemen, maar helaas is er op dit moment niet veel meer mogelijk, en wij moeten de dingen aan¬vaar¬den zoals ze zijn!”
Dit is voor ons een zeer ernstige uitdaging met betrekking tot het getui¬genis van de Here. Als we de christelijke wereld vandaag de dag bekijken en zien hoe het ervoor staat, zien we dat de situatie veel lijkt op die in de dagen der richteren. We zien verdeeldheid, problemen en falen in wat men de kerk noemt. De vraag doet zich voor: is het mogelijk om een volledig getuigenis te hebben? Is het mogelijk een volledige uitdrukking te hebben van Gods gedachte? Het antwoord dat we zo vaak horen, kunnen we als volgt formuleren: “Ja, dat is wel het ideaal, maar je stelt jezelf een onmogelijke taak als je het probeert. Je kunt beter de situatie maar accepteren zoals die is, ook al ligt alles in puin, en het beste er maar van maken!” Neemt u daarmee genoegen? Ik niet, en ik heb besloten dat ik mezelf wil geven voor deze zaak, opdat er een vollere uitdrukking van Gods gedachte verkregen zal worden, ook al zou het mijn dood zijn. Wat mijn eigen leven betreft, ik wil het uitgieten tot het laatste, om Zijn volk tot de volheid van Zijn wil te brengen. Ik ben niet van plan deze situatie, die zover beneden de maat is, te accepteren. Het is iets onheiligs om met zoiets tevreden te zijn. Het feit dat Gods volk niet doorgegaan is, al is het ook schijnbaar onmogelijk, heeft bijna over de hele wereld een ontstellende verlamming en geestelijke ineffectiviteit van Gods volk teweeggebracht.


De noodzaak van gemeenschap

Het laatste punt dat we willen noemen is misschien wel het belangrijkste. We zien de realiteit van de strijd, we zien vele wetten die de strijd bepalen, maar wat hebben wij nodig om te winnen? U kunt verschillende antwoorden geven, maar wat ik zie als een belangrijke, zo niet de belangrijkste nood, is wat we aangeduid vinden in het begin van hoofdstuk 1 van het boek Richteren. Daar wordt deze vraag gesteld: “Wie van ons zal het eerst tegen de Kanaänie¬ten optrekken om met hen te strijden? En de Here zeide: Juda zal optrekken … Toen zei Juda tot zijn broeder Simeon: trek met mij op in het mij toebedeelde gebied en laat ons strijden tegen de Kanaänieten, dan zal ik ook met u op¬trekken in het aan u toebedeelde gebied. En Simeon ging met hem. Toen Juda opgetrokken was, gaf de Here de Kanaänieten en de Perizzieten in hun macht, en zij versloegen hen bij Bezek, 20.000 man.” Hier zien we een werke¬lijk ef¬fec¬tieve strijd. Wat was het geheim? Gemeenschap, samenwerking. Hier vinden we de geest van broederschap, die zich openbaart in wederzijdse be¬hulp¬zaam¬heid en ondersteuning in de strijd. De vijand heeft z’n grond weten te behouden en Gods volk weten te weerstaan omdat dat ontbrak. Eén van de strategieën waardoor hij zijn doel heeft weten te bereiken is Gods volk af te houden van geestelijke samenwerking in de strijd. Hij verstrooit ze, verdeelt ze, drijft ze uiteen, laat hen op individuele basis handelen, in plaats dat ze als gezamenlijk, corporatief en collectief instrument voor God optreden en op machtige wijze samen de strijd aanbinden. We kunnen dit niet genoeg benadrukken.
Dit is de last van mijn hart. Wat de Heer zozeer nodig heeft is een gebeds¬instrument dat samenkomt met één doel voor ogen, de vijand van zijn gebied te verdrijven. Niet slechts voorbede doen of woorden zeggen die bedoeld zijn als gebeden, want hoe goed ze ook mogen zijn en hoe juist ook geformuleerd, zulke gebeden leggen niet de hand op de overwinning van de Here en passen die niet toe op plaatsen waar de vijand is. De overwinning is in handen van de Heer. Hij heeft de overheden en machten ontwapend. Hij heeft gezegd: “Ik zal hen voor u uit verdrijven.” Wat moet daar op volgen? Wij moeten samenkomen en in geloof onze hand leggen op deze overwinning, ons deze toeëigenen, en toe¬passen in de geestelijke situatie waarin we zijn. Tenzij we dit doen zullen we nooit een machtige overwinning zien als in Richteren 1 bij Juda en Simeon. Hier is werkelijke vooruitgang. Hier zien we dat de vijand moet wijken.
O, dat Gods volk in deze tijd toch leert samen te komen voor echt gebed, gebed dat tot zaken doen komt. Gebed in een zakelijke geest, met een doelgericht hart en als één man, in een geest van gemeenschap, vanwege het getuigenis van de Heer dat op het spel staat. Daar gaat het om, daar hangt het mee samen. En daarom moeten we samenkomen en de aanval openen op situaties die door de satan beheerst zijn, teneinde de vijand van zijn grond te verdrijven. Dat is Gods nood in onze tijd. Ik bemerk in mijn hart dat dit de allergrootste last van de Here is. Het gaat ons niet genoeg ter harte. Het ge¬tuigenis van de Here ligt ons niet echt op het hart. Als wij werkelijk een zorg hadden voor het getuigenis van de Heer op deze aarde, zouden wij, zodra we hoorden dat in een situatie de dood in de pot komt, die situatie vastberaden in gebed aanpakken. Dan zouden we de vijand geen rust geven totdat hij zich terugtrekt. Maar wij kunnen rustig van zulke situaties horen, horen hoe onze broeders bovenmate worden aangevallen, en tevreden zijn met een schiet¬gebedje: “O Here, help ze. O Here, zegen ze. O Here, red ze!” Maar als we oren hadden om te horen zouden we de Here heel duidelijk horen zeggen: “Wat roept gij zo luid tot Mij … hef uw staf op …”
(Ex. 14:15-16). Wij hebben de staf van de overwinning van de Here in onze handen. Tenminste, zo hoort het te zijn. Wij hebben de staf van de mach¬tige naam van Jezus en we roepen tot de Here, terwijl de Here in feite zegt: “Breng de overwinning die Ik voor jullie behaald heb in die situatie!” Maar de Here wil dat we dit gezamenlijk doen, in gemeenschap en samenwerking met elkaar, om zo de grote overwinning waar de Here ons in betrokken heeft, in de situatie van de strijd toe te passen.
Moge de Here u opwekken tot dit machtige gebed in de naam van Jezus, zodat Hij een instrument verkrijgt, een vat, waarin en waardoor de kracht van Zijn troon merkbaar wordt in die situaties die nog onder de heerschappij van de vijand zijn. Dat is de grootste nood van de Here. Bij velen van Gods kinderen, en in vele plaatsen in deze wereld is het getuigenis van de Here verslagen, tot stilstand gebracht, verstikt, opgesloten, niet bij machte om door te breken. Alles is tot stilstand gekomen. De vijand behoudt zijn terrein. Gods kinderen hebben de grootste moeite om hun grond te behouden. Er is kracht nodig om die grond aan de vijand te ontnemen en die kracht komt alleen waar Gods volk deze zaak opneemt in een machtige gebedsgemeenschap, zodat de troon door dat gebed werkzaam wordt.
Er zijn velen die wel weten dat ze er zelf, in hun eentje, niet doorheen komen in hun gebedsleven, dat ze zelf de situatie niet aankunnen. Velen zijn zich ten zeerste bewust dat wat zij nodig hebben een versterking van hun ge¬beds¬leven is door samen te staan met anderen, maar het probleem is waar zo’n versterking vandaan moet komen. Waar vind je mensen die dit ook op hun hart hebben? Waar zijn degenen die weten hoe ze zo kunnen bidden in de kracht van de Naam? Vergeef me dat ik hier zo de nadruk op leg, maar de bestaande toestand vereist sterke woorden. De nood is dat er een gebedsinstrument ver¬kregen wordt, waardoor de kracht die er in de hand van de Here Jezus is vrij¬komt in die situaties die opgesloten zijn in de macht van de vijand. Moge de Here ons opwekken, ons diep aanraken in deze zaak en ons tenminste een deel maken van zo’n gebedsinstrument.
Laten we ons ten doel stellen samen te komen voor gebed. Laten we toch niet wachten tot we geroepen worden. Als het mogelijk is om samen te komen, als er mensen om ons heen zijn die we bij elkaar kunnen roepen voor gebed, laten wij dat alsjeblieft doen. Wacht niet op de afgesproken bidstond. Als u gebedsgemeenschap met iemand kunt krijgen, ga dan samen bidden voor Gods belangen. Stel u ten doel situaties die beheerst worden door de macht van de vijand, daaruit te bevrijden door de overwinning van de Here Jezus.


Top

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.